De tedere activist – door Mark Schalken

Het essay ‘De tedere activist’ is geschreven voor de herdenkingsuitgave bij de 100e sterfdag van Jacob Israël de Haan.


Bekijk of koop het boek ︎︎︎

‘Waarom zou je je voor de samenleving inzetten als die jou toch niet wil?’ Met die vraag in mijn achterhoofd lift ik najaar 1990 van Breda naar Amsterdam.

Voor mijn afstudeerscriptie aan de Bredase kunstacademie interview ik daar Benno Premsela, de meest invloedrijke en uitgesproken homoseksuele ontwerper van die jaren. ‘Ik was als Joods kind bijna vernietigd door de oorlog en liet me vanwege mijn homoseksualiteit niet nogmaals vernietigen. (…) Mensen die zich niet aanpassen, dat is hoopvol, daar kan de samenleving mee verder.’ Ik interview ook monumentaal kunstenaar Karin Daan, die enkele jaren eerder het Homomonument realiseerde: ‘Mijn oog viel direct op de knik in de Prinsengracht. Taxi’s en fietsers razen er langs… het monument is nu ónze plek en tegelijkertijd gaat de samenleving er dwars doorheen. Zo zie ik integratie.’

In Amsterdam vind ik als aanstaand ontwerper en behoorlijk onzekere homojongen voorbeeldfiguren. ‘Hooggestemde idealen en de dagelijkse praktijk’ gaat mijn scriptie heten. Mijn band met Jacob Israël de Haan (1881-1924) begint zodra ik zijn dichtregel zie in de roze steen van het Homomonument: Naar vriendschap zulk een mateloos verlangen. Ik ben 23, de leeftijd waarop hij zijn geruchtmakende eerste homo-roman publiceert.

    Anders dan de andere anderen

In de jaren rond 1900 maakt Jacob zich los van zijn joods-religieuze opvoeding. Hij vindt zijn plek in de socialistische beweging, schrijft voor dagblad Het Volk over stakingen en vult de kinderrubriek. Literair laat hij zich vormen door de Tachtigers, zoals Kloos en Verwey, die voorzichtigjes aan homo-erotiek in hun werk stopten. In 1904 legt hij met Pijpelijntjes al zijn kaarten op tafel: als homo, kunstenaar en socialist. Het onverbloemd seksuele feuilleton speelt in de nieuwe arbeiderswijk De Pijp, waar studenten Sam en Joop samenwonen. Al lijkt hun relatie gedoemd, homoseksuele verlangens vormen de vanzelfsprekende motor van het boek.

Over die onevenwichtige, deels sado-masochistische relatie tussen Sam en Joop is later veel gepsychologiseerd. Heteroseksuele auteurs als W.F. Hermans bleken blind voor de enorme maatschappelijke druk waaraan veel prille homoliefdes ten onder gaan. Zelfs nu, een ruime eeuw later, draaien bijna alle Netflixseries met een queer-inslag om diezelfde verhaallijn: het ene jonge personage is open, verlangt naar seks en vriendschap, maar de ander dreigt af te haken – doodsbang voor familie en toekomst. Pijpelijntjes: een feuilleton over de seksuele ontdekkingstocht van twee jongens in een roerige stadssetting. De hoogste tijd voor een Netflix-verfilming.

De Haan hunkert er zijn hele leven naar om bij een gemeenschap te horen, is mijn interpretatie. Als het erop aankomt, buigt hij echter nooit voor groepsdruk. Misschien typeert dat homo’s (en andere minderheden), want horen zij er ooit écht bij?
    Jacob wenst volledig kunstenaar, volledig socialist en volledig homoseksueel te zijn. Maar na verschijning van Pijpelijntjes nemen schrijvers naar wie hij opkeek, zoals Van Eeden, afstand van zijn boek. Bij socialistisch dagblad Het Volk wordt hij per direct ontslagen. Hij begint een felle polemiek met de (wellicht zelf homo-seksuele) hoofdredacteur Tak, maar is zijn gemeenschap kwijt en verliest ook zijn baan als onderwijzer. Uitgestoten.

In die jaren trachten meerdere homo- of biseksuele schrijvers en artsen begrip te kweken voor ‘de homoseksuele kwestie’ onder de onpersoonlijke dekmantel van hun professie. Maar Jacob is anders dan de andere anderen. Hij heeft té vrijuit gesproken. Wellicht daarom raakt hij niet betrokken bij de politieke emancipatiestrijd. In 1911 halen conservatieve politici hun gelijk met wetsartikel 248bis (pas in 1970 afgeschaft). De leeftijd voor homoseks wordt verhoogd van 16 naar 21 jaar, op straffe van vier jaar cel.

    Beloofd land?
De Haan trekt de wereld in. Hij bouwt zijn schrijverschap uit, promoveert als jurist en wordt journalist en dichter. Hij roert zich in internationale kwesties zoals de erbarmelijke toestanden in de gevangenissen in tsaristisch Rusland. Hij reist er drie maal heen en publiceert een verslag dat hij lardeert met gedichten voor de jonge revolutionair Georges Dmitrenko. De erotische ondertoon riep misschien bij veel lezers afkeuring op, maar bij Jacob gaat de volle waarheid – van de literatuur en van de liefde – altijd voor.

Zijn Engelse generatiegenoot E.M. Forster, geboren in een upper class-milieu, schrijft een paar jaar voor De Haan een homoroman. Hij durft deze niet te publiceren: Maurice verschijnt in 1971, pas na zijn dood. Andere romans, zoals Howards End waarin hij de klassenmaatschappij fileert, maken Forster beroemd. Maar het taboe van de mannenliefde wordt zijn writer’s block. Hij stopt als romanschrijver en wordt als essayist en BBC-radio-commentator gezaghebbend, hij wordt ‘sir’. In zijn lange leven maakt Forster reizen naar India en Egypte. In Cairo krijgt hij een relatie met een Egyptische man die vele jaren duurt. Eind jaren zestig – Forster is dan ruim in de tachtig – nodigt Andy Warhol hem uit in zijn Factory. Stel je voor, Jacob had daarbij kunnen zijn, in New York ten tijde van de Stonewall riots
    Een veelgeciteerde uitspraak van Forster luidt: ‘If I had to choose between betraying my country and betraying my friend, I hope I should have the guts to betray my country.’

Terug naar 1919, het jaar waarin De Haan naar Palestina verhuist. In de jaren ervoor heeft hij de rituelen en de warmte van het geloof uit zijn jeugd herontdekt. Inmiddels is hij ook getrouwd, met Johanna van Maarseveen, de eerste vrouwelijke Amsterdamse gemeentearts. Zij kan hem niet tegenhouden, Jacob voelt zich dichter van het Joodse lied en het eeuwige Jeruzalem trekt. Bovendien kan hij er aan de slag voor het Handelsblad.

Opgejaagd door pogroms in Oost-Europa trekken in die jaren veel Joden naar Palestina, dromend van een eigen Joodse staat. Ook de Hollandse De Haan is zo’n hoopvolle, gedreven zionist geworden. Maar al bij aankomst noteert hij: ‘De Joden zijn dan wel een volk zonder land, maar Palestina is geen land zonder volk.’ Hij voelt zich aangetrokken tot de orthodoxe Joden, die er al eeuwen wonen, en raakt bevriend met Arabieren. Al snel bevatten zijn krantenstukken scherpe kritiek op het eenzijdige zionistische machtsstreven.

    Eenzaam vuur
Naast zijn krantenstukken schrijft Jacob honderden kwatrijnen over zijn hunkering naar God en/of mooie knapen. Op een hete dag aan het strand van Jaffa ziet hij hoe een bedoeïen zich uitkleedt en op zijn paard naakt de zee in rijdt ter verkoeling. Hij valt voor de jonge Arabieren: ‘Ze zijn wild, gastvrij en trouw. En Adil kan zóó fel en fijn zijn.’ Oriëntalisme is De Haan niet vreemd. Tegelijkertijd is zijn lust ook een aanjager van zijn kunstenaarschap en richt het zijn morele kompas. De nieuwsgierige Jacob gaat telkens voorbij aan het wij-zij-denken. Zijn krantenfeuilletons getuigen van een groot hart, van een compassie die hij getuige veel kwatrijnen moeilijk jegens zichzelf kon opbrengen.

De felfijne Adil is de jonge paardenhandelaar Adil Effendi Aoueddah (1900-1948). Ze krijgen een nauwe band. Hoe seksueel werden Jacobs vriendschappen? Sommige nagelaten en ongepubliceerde kwatrijnen zijn beslist suggestief:
Waar niemand u gekust heeft zal ik kussen, wreder en teerder dan op uwen mond.
Gij zult wenen, maar niet één vloed kan
Het vuur, dat God ons zond.

In 1922 vertrekt Adil naar Europa. Jacob raakt uitgeput en depressief. Hij heeft gezag opgebouwd met zijn contacten en zijn scherpe pen, maar zet steeds meer kwaad bloed binnen de zionistische beweging. In mei 1923 ontvangt Jacob een doodsbedreiging. Hij schrijft een huivering-wekkend laconiek verhaal over de week voorafgaand aan het aangekondigde schot. Die dag gebeurt niets. Een jaar later is het alsnog raak.

De moord op 30 juni 1924 leidt tot veel ophef en speculaties. Echt verdriet is er enkel in kleine kring. Zijn zus is gebroken. Zij, de filosoof en schrijver Carry van Bruggen, was hem altijd blijven volgen. Ze deelden hun jeugdjaren in het huisje aan de sloot in Zaandam en beiden streden tegen maatschappelijke minachting: Jacob als Jood en homo, Carry als Jodin en vrouw.

De eerste politieke moord in Palestina, heet het. Maar nog altijd blijft het de vraag waarom de leiders van de zionisten dit extreme middel verkozen om een Joodse antizionist uit te schakelen. Speelden machismo en militarisme een rol? De Haan: een walgelijke perverseling die het verdiende om te worden afgemaakt?

‘Zeg de mensen dat homoseksuelen niet per definitie zwakkelingen zijn,’ schrijft kunstenaar en verzetsheld Willem Arondéus in zijn afscheidsbrief. Arondéus (1894-1943) heeft net als De Haan een rusteloos, zoekend leven. Dan breekt de oorlog uit. Hij sluit zich aan bij het verzet en wordt medeorganisator van de aanslag op het Amsterdamse bevolkingsregister. Hij wordt gesnapt en op 1 juli 1943 door de Duitse bezetters gefusilleerd. Wat een tragiek gaat er schuil achter zijn laatste woorden! Het suggereert hoe eenzaam Arondéus was en hoe geïsoleerd homoseksuelen waren. Was De Haans homomoed al in vergetelheid geraakt?


Moedig & zot
Toen initiatiefnemers Mattias Duyves en Jan Willem Tellegen voorstelden om bij de herdenking van De Haan een boekje te maken, liet Mattias mij een uniek wijnglas zien uit de 18de eeuw, inmiddels te zien in het Rijksmuseum. Het glas was gekocht door zijn man Gert Hekma (1951-2022), universitair docent homostudies aan de UvA. Erin gegraveerd staan de woorden ‘de sote [zoete, sotte] vriendschap’ met daaronder twee op elkaar liggende haantjes. Het komt uit de tijd van de sodomie-vervolgingen (verbanning, executie) en is gemaakt om op bedekte wijze de homoseksuele vriendschap te vieren. Hoe bijzonder dat dit fragiele glas nog heel is! De homogeschiedenis is er een van versplintering. Aan ons om de scherven bijeen te rapen en opnieuw te laten fonkelen.

Mijn man Ron Mesland is componist-zanger. In 2018 besloot hij de kwatrijnen op muziek te zetten. Ron: ‘Op school las ik De Haan voor mijn leeslijst. Als homo-jongen uit het christelijke Rijnsburg zag ik een zielsverwant. De kwatrijnen gaan over politiek, geloof, de hertenpootjes van herdersjongens en ezeltjes, en in een moeite door over heimwee naar het Hollandse landschap en zijn Joodse jeugd. Vrijwel ieder gedicht bevat regels die het boven zijn tijd uittillen. Zoals bij pakweg Cole Porter of The Beatles, die ook clichés afwisselen met goed getimede prachtvondsten.’

Dankzij Rons muziek en de biografie van Jan Fontijn leerde ik de dichter van de mateloze vriendschap beter kennen. Ik werd geraakt door Jacobs zinnelijke stijl en levenswandel. Er hangt de nodige zwaarte rondom De Haan, maar toen ik zijn kwatrijnen wilde verbeelden, kwam ik uit op kleurrijke collages, vanuit de eenvoud en tactiliteit van papier.

‘Waarom zou je je voor de samenleving inzetten als die jou toch niet wil?’ Mijn scriptievraag uit 1990 waarmee ik dit essay begon, was natuurlijk naïef. De samenleving bemoeit zich immers wél met mij. Pijn uit mijn middelbareschooltijd overheerste. Maar het eenzame besef dat je niet gezien wordt, kan je ook sensitief maken voor anderen die niet worden gezien. De tragiek van de dieren in de Nederlandse vleesindustrie (honderd miljoen jaarlijks) motiveerde me drie jaar geleden tot de graphic novel De vleesvrije stad. Ik verbind mijn creativiteit met activisme, daarin geïnspireerd door vroegere homokunstenaars, van James Baldwin tot aan Benno Premsela, en natuurlijk Jacob.

Lang geleden, in de week dat ik 18 werd, had ik mijn coming-out. Heb ik in de vele jaren daarna genoeg gepraat met mijn inmiddels overleden vader? Na de dood van zijn vader dichtte De Haan: ‘Mijn vaders ogen waren bruin en teder’. En: ‘Zolang hij leefde dorst ik hem niet te vragen / Of hij wist wat door mijn aderen beeft.’
Jacob Israël de Haan: mijn tedere activist.


    Jacob nu
Tot besluit. De Haan betreurde het dat hij zelf geen kinderen kreeg. Maar als ik nu rondkijk, zie ik vele nazaten. Creatieve queers, net als hij vaak bicultureel, die zich de geschiedenis toe-eigenen en zich uitspreken over onze toekomst.

Schrijver Raoul de Jong ontmoet zijn Surinaamse vader op zijn 28ste voor het eerst, hij groeit op bij zijn Hollandse moeder. Zijn vader ontraadt hem een verdere zoektocht, en misschien juist daarom werpt Raoul zich op de geschiedenis van zijn vaderland en schrijft Jaguarman. Boekenweekessay Boto Banja is zijn ode aan ‘een geheim genootschap van ondeugende schrijvers die hun stemmen lieten klinken – of de wereld daar nu klaar voor was of niet’.

Terwijl Raoul in zijn queeste het wintigeloof omarmt, laat schrijver-politicoloog Mounir Samuel zich door het Oude Testament leiden in Jona zonder walvis. Om de impact van klimaatverandering te tonen, neemt hij ons mee naar de prehistorische walvisskeletten die onder het Egyptische Saharazand liggen – ooit was daar oceaan. ‘Geen Pride op een dode planeet,’ predikt Samuel, die transman is, ‘Juist wij moeten strijden voor een leefbare aarde.’

Ik twijfel eerlijk gezegd nogal eens over het ‘wij’ van Mounir. Bestaat er in Nederland een regenbooggemeenschap? Zorgen we voor elkaar, bouwen we op elkaar voort? Maar dan denk ik aan De Haan die als kunstenaar zijn seksualiteit verbond met een groot gevoel voor rechtvaardigheid, schoonheid en urgentie. In zijn tijd was Jacob een verscheurd verbinder. Ook nu kunnen we als ondeugende – queer – kunstenaars een publieke rol spelen om zowel de wereld als onszelf te helen.
Jacob leeft.


 
Bekijk of koop het boek ︎︎︎








Mark