Leesvoer over Blote mannen

Twee teksten bij onze tekeningenexpositie ‘Blote mannen’ (20-29 september 2024). Max schreef een beknopt kunsthistorisch overzicht en ik een persoonlijke bespiegeling over tekenen en intimiteit.





︎De blote man in de kunst

Door Max Put

De ‘blote man’ is een van de oudste thema’s van de kunst. Als onaantastbare, bovenmenselijk heroïsche figuur verbeeldde hij in het antieke Griekenland een godheid of held. De verbeelding van het naakte vrouwenlichaam was echter met taboes omgeven. Dit werkte door in de Romeinse kunst en werd met de komst van het Christendom versterkt.

In de Christelijke kunst van de middeleeuwen kreeg de naakte man een andere betekenis: als gekruisigde Christus werd hij lijdend en gehavend. Dit leidde tot een meer realistische verbeelding van het mannelijke lichaam: de uitgemergelde Christus van de gotische piëta’s of diens met wonden overdekte lijf in het Isenheimer altaarstuk van Mattias Grünewald. Blote mannen werden kwetsbaar.

Met de herontdekking van de kunst van de oudheid in de renaissance kwam het geïdealiseerde naakte mannenlichaam terug, echter niet onaantastbaar heroïsch, maar vaak gekweld, zoals in de anatomische tekeningen van Leonardo da Vinci, de machteloze slaven van Michelangelo en de gemartelde heiligen van de Spaanse barokschilder Ribera. Hierin leek een ambivalente Christelijke afkeer van de erotische aantrekkingskracht van mannenlijven tot uitdrukking te komen. Ook de verbeelding van het vrouwenlichaam kreeg een nieuwe betekenis: als naakte Venus werd het object van heteroseksuele erotische fantasieën en verdrong ze geleidelijk de blote man in de kunst. Het ‘naakt’ werd vrouwelijk.

Met het 18de-eeuwse neoclassicisme maakte het heroïsche mannelijke naakt opnieuw zijn opwachting in de kunst. In de kunstacademies van de westerse wereld tekenden generaties studenten nauwgezet gipsen replica’s van beroemde mannelijke naakten uit de oudheid als de Hercules Farnese en de Apollo Belvedere. Als ze toekwamen aan het tekenen van échte blote mannen leken die op deze hagelwitte beelden. Maar op de grote publieke tentoonstellingen die door de academies werden georganiseerd waren ‘naakten’ nog steeds vooral vrouwelijk. Blote mannen stonden slechts model voor verbeeldingen van masculiene kwaliteiten als vaderlandsliefde of heldenmoed.

In de late 19de eeuw kwamen kunstenaars in opstand tegen het academische classicisme, dat zo ver afstond van hun eigen werkelijkheid. Op de Salon van 1865 veroorzaakte Edouard Manet een schandaal met ‘Olympia’, een liggende Venus van vlees en bloed die de toeschouwer uitdagend aankeek. Het geschokte publiek herkende de prostituee Victorine Meurent, die met haar gitaar liedjes zong in de cafés van Parijs. Ook blote mannen vielen van hun academische voetstuk: ze werden nu afgebeeld als tragisch, getekend door zware arbeid, schonkig, in verval of als magere adolescenten, zoals in de beelden van Auguste Rodin, de schilderijen van Gustave Caillebotte, de zelfportretten van Egon Schiele en de houtskooltekeningen van Kathe Kolwitz. Als genre bleef ‘het naakt’ echter vrouwelijk.

Pas in de laatste decennia van de 20ste eeuw, mede dankzij de emancipatie van de LGBTQ+ gemeenschap, werd de blote man weer een serieuze variant van het ‘naakt’. Schilders als Alice Neel en Francis Bacon en fotografen als Robert Mapplethorpe en Erwin Olaf, baanden hier de weg. Hun blote mannen zijn zowel afstotend als aantrekkelijk, van zachtmoedig tot agressief, kortom alles wat mannen kúnnen zijn. Toch is ‘naakt’ in de kunst nog steeds synoniem met ‘vrouw’.

Om de balans rechter te trekken selecteerden wij, Mark en Max, voor deze tentoonstelling tekeningen van mannelijke modellen. Ze staan kort: van 4 tot hooguit 15 minuten en kunnen zo dynamische poses aannemen. ‘Onze’ blote mannen verschillen enorm van elkaar: oud, jong, slank, zwaar, sterk, kwetsbaar, blind, donker, licht, nagenoeg kaal of met woeste krullen, danser, modeontwerper of zelf kunstenaar. Tijdens het tekenen ontstaat met hen een unieke relatie: onvergelijkbaar intiem en tegelijkertijd totaal afstandelijk. Als het goed gaat zijn we na afloop van het tekenen zowel uitgeput als ontroerd. We hopen dat dit zichtbaar is in onze tekeningen. Dankjewel Adam, Albert, Hans, Ignacio, Leandro, Mark, Mike, Miro, Rafael en René.

Max Put, september 2024







︎Bloot tekenen

door Mark Schalken

Enkele jaren volgde ik lessen modeltekenen en anatomie. Toen ik daarmee stopte was dat niet omdat ik het onder de knie had, maar vanuit het besef dat ik zelf naakter moest worden, in de wijze waarop ik teken, in het toelaten van mijn temperament. Tekenen is voor mij een lichamelijke en ook erotische activiteit. Mensen tekenen in hun ongeklede, ‘natuurlijke’ staat is een oerdrang en vormt een onuitputtelijke oefening en ontdekkingsreis.

Ik ontmoette Max en we vonden een groep gelijkgestemde kunstenaars en pleziertekenaars. Sindsdien tekenen we op de donderdagavond met 8 tot 10 mensen in een zaaltje in voormalig kraakpand Tetterode. Via via vinden we onze modellen: jong en oud, mannen en vrouwen. Ze poseren voor het eerst of al 40 jaar, professioneel of voor de lol, als bijverdienste of uit financiële noodzaak (hoeveel we betalen? €25 per uur). Af en toe staat een van ons tekenaars model of wordt een model lid van de tekenaarsgroep. Ik denk dat wij de klassieke hiërarchieën graag relativeren: de hiërarchie tussen kunstenaar en model, perfectie en mislukking, mooi en lelijk, schets en kunstwerk, proces en eindresultaat, man en vrouw, kijker en bekekene.

Kunsthistoricus John Berger schreef over de samenwerking met wie of wat er getekend wordt, en over de ontvankelijkheid die van de tekenaar wordt gevraagd. ‘Real drawing is a constant question, is a clumsiness, which is a form of hospitality towards what is being drawn.’

De hoofdstroming in de moderne kunst stelt het idee centraal, niet de zichtbare werkelijkheid of de uitvoering c.q. het vakmanschap. Toch blijven er veel kunstenaars die de band met het zichtbare en tastbare willen behouden, zoals David Hockney en ook zijn generatiegenoot Maggi Hambling: ‘Drawing is the most direct and intimate response to the world.’ (…) ‘The challenge is to touch the subject with all the desire of a lover.’

Wat begint met mijn ambitie om ‘beter’ worden in het overtuigend weergeven van mensenlichamen, vloeit over in de interactie met de persoon die voor me staat. En met het tekenmateriaal, want in dit spel is dat het derde lichaam – meestal houtskool, liefst vingerdik, dat vederlicht danst of zwartknetterend tegenstribbelt. Driedimensionaal, continu van vorm veranderend tot het afsterft als stompje tussen mijn vingers. Gruis.

De timer gaat, even na half acht op de donderdagavond. In twee uur tijd maken we zo’n 15 tekeningen. De beginposes van 4 minuten liggen mij goed, dan teken ik sneller dan mijn gedachten. Later komen tijdspannen van 15 minuten die mij vragen om te vertragen en aldus in de beoogde tekenroes te komen. Opnieuw gaat de timer en hup, een nieuw vel papier, een nieuwe poging om ‘beter te falen’.

Onder al mijn tekenwerk ligt de drijfveer om leven tot leven te wekken. Kan ik mijzelf nog sterker bloot geven? Aanstaande donderdag.

Mark Schalken, september 2024




Meer over de expositie ︎︎︎





Mark